Buchenwaldherdenking 2010, toespraak Puck Huitsing, ministerie van VWS
Terug naar thema's
Buchenwald herdenking op de Nieuwe Ooster Op zondag 11 april 2010 vond in het gedenkpark van De Nieuwe Ooster in Amsterdam de jaarlijkse Buchenwaldherdenking plaats. Dit jaar is het 65 jaar geleden dat het kamp werd bevrijd.
Drs. Puck Huitsing, directeur Eenheid Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII van het Ministerie van VWS, hield in aanwezigheid van de laatste overlevenden van het concentratiekamp Buchenwald een indrukwekkende toespraak. Vervolgens droegen een aantal kinderen (leerlingen van het Wellant college) ieder een eigen gemaakt gedicht voor.
Na een indrukwekkend taptoesignaal volgde een minuut stilte en zong een koor het Buchenwaldlied. Daarna was er gelegenheid om kransen en bloemen te leggen.
Toespraak van Puck Huisting, directeur Eenheid Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII, ministerie van VWS:
In 1980 bezocht ik als jong student de DDR. Ik was 20, de oorlog was 35 jaar geleden. Ik was opgegroeid in een wereld waar het IJzeren Gordijn een gegeven was, het was niet voorstelbaar dat er een tijd was geweest waar dat Gordijn er niet was. Dat was iets van heel lang geleden.Tijdens deze reis bezochten we Weimar. En we bezochten de Ettersberg. Weimar: het hoogtepunt van de Duitse cultuur, de stad van Goethe, de stad van Schiller. Weimar; het dieptepunt van de Duitse cultuur, belichaamd in een plek genaamd Buchenwald.Het was in die jaren ook nog het hoogtepunt van de DDR cultuur; het was toen ondenkbaar dat 9 jaar later dat systeem zou instorten. En ook de geschiedenis van het kamp Buchenwald werd geschreven in de DDR systematiek. Er werd ons een verhaal verteld dat geen ruimte bood aan andere opvattingen en interpretaties.
Dat bezoek is mij altijd bijgebleven. Het was de eerste keer dat ik zo indringend geconfronteerd werd met de waanzin die mensen kunnen creëren. Juist omdat het contrast tussen het hoogte- en dieptepunt van de cultuur zo groot was, en zo zichtbaar was op enkele kilometers, had het op mij een enorme impact. Hoe was het mogelijk dat dit had kunnen gebeuren, dat mensen vanuit een hoog beschaafde cultuur opeens heel andere keuzes gaan maken? En juist omdat er op een bepaalde manier met het verhaal over de plaats en de gebeurtenissen werd omgegaan, riep dit bij mij de vraag op hoe we überhaupt omgaan met ons verleden.
De eerste vraag, wat maakt dat mensen bepaalde keuzes maken, is naar mijn idee de belangrijkste vraag die we ons moeten stellen. Het is te makkelijk om achteraf te stellen; ik zou dit en dit hebben gedaan. Het gaat erom dat we de vragen stellen aan onszelf: wat zou ik doen? Wat doe ik nu eigenlijk? Als kind van de jaren 60 ben ik opgegroeid in luxe en weelde en dat niet alleen materieel. Ik weet niet wat vrijheid is, omdat ik nooit heb ervaren wat onvrijheid is. Vrijheid is voor mij de smaak van water, niet te definiëren, omdat het er gewoon altijd vanzelfsprekend is. En dus kan ik nooit zeggen wat ik zou doen als ik in een situatie van onvrijheid zou verkeren. Zou ik de moed hebben nee te zeggen? Dit is dan ook de belangrijkste vraag die we ons bij herdenkingen moeten stellen; het gaat dan om de reflectie op ons eigen handelen, de keuzes die we allemaal dagelijks maken. En dat gekoppeld aan het besef dat vrijheid niet vanzelfsprekend is, maar dat je er iets voor moet doen, verantwoordelijkheid voor moet nemen.
Hoe gaan we om met ons verleden, met de herinnering? Helaas is het vaak zo dat geschiedenis wordt gebruikt door een maatschappij, bewust of onbewust, om ons heden te legitimeren. Dit doet onrecht aan de geschiedenis. Maar vaak is het niet te vermijden. Naarmate we verder van een gebeurtenis af komen te staan krijgen we het effect van het kijken door de omgekeerde verrekijker. We halen dan de dingen niet dichterbij, maar ze worden juist verderweg, kleiner. In plaats van dat we meer details zien, zien we ze juist veel minder. En omdat we dingen niet meer scherp kunnen zien, halen we er een lijn uit, die we nog herkennen. Vaak is dat een lijn die betekenis heeft voor vandaag, voor wat ons nu bezighoudt. De rest verdwijnt in de mist van de tijd.
Omgaan met het verleden is echter steeds weer de vragen stellen aan het werelden. Het verleden kan niet tot een abstracte lijn worden samengevat, dan zien we de veelkleurigheid niet meer, maar in plaats daarvan zien we een grijze massa. En in die grijze massa gaat van alles verloren. Tegenwoordig zien we vaak in de verwijzing naar de Tweede Wereldoorlog dat het gaat om “daders, slachtoffers en omstanders”. Op zich is hier niets mis mee, maar in deze abstrahering worden wel elementen weggelaten. Waar is het verzet gebleven? Waar zijn die mensen die ondanks hun eigen angst toch gedaan hebben wat zij vonden wat ze moesten doen? De voorbeelden voor ons allen vandaag.
In de abstrahering verdwijnen veel dingen. Het is daarom van het grootste belang dat we nieuwe generatie hun vragen kunnen laten stellen. Nu, 65 jaar na het einde van de oorlog, zijn er weinig mensen meer die hun verhalen uit eigen ervaring nog kunnen vertellen. Daarom is het zo belangrijk dat hun nagedachtenis op papier is gezet, of op band is opgenomen, zodat zij kunnen blijven vertellen. Daarom is het ook zo belangrijk dat films, foto’s, dagboeken, kranten en ga zo maar door, beschikbaar zijn voor een nieuw publiek. Zodat zij zelf kunnen gaan zoeken, en het verhaal in de veelzijdigheid kunnen horen. Dat was de opzet van het programma Erfgoed van de Oorlog, dat door de Nederlandse regering de afgelopen jaren is opgezet. Op deze manier kunnen de verhalen blijvend worden verteld, en kan elke nieuwe generatie haar eigen vragen blijven stellen. Als mensen het zelf niet meer kunnen vertellen, gaat het erom dat we hun erfgoed over brengen naar de toekomst.
Dit jaar word ik 50. De oorlog is 65 jaar geleden. Ik heb de oorlog niet meegemaakt, maar de oorlog was er altijd. Toen ik kind was werd er gezwegen. Als puber werd er in de jaren 70 heftig gediscussieerd. Als jong volwassene was er de verbijstering, over hoe het had kunnen gebeuren. Als volwassene was er de permanente zoektocht naar de antwoorden, die alleen maar meer vragen opriepen. De oorlog zelf raakte intussen steeds verder weg in de tijd, maar ging nooit voorbij.Vandaag staan we stil bij dat kamp, waar ik als 20 jarig de poort passeerde, met het opschrift “Jedem das Seine”. Tijdens de oorlog gingen 3300 Nederlanders onder die poort door. 497 hebben het niet overleefd. Bij de bevrijding waren er nog 384 Nederlanders. Alle anderen maakten bizarre tochten geregisseerd vanuit de bureaucratie, van het ene kamp naar het andere. Velen hebben het niet overleefd. Van de in totaal ongeveer 240.000 gevangenen in Buchenwald hebben 50.000 hun leven daar gelaten, velen zijn daarna in andere kampen overleden.
Vandaag staan we stil bij hen die naar Buchenwald werden gestuurd, omdat zij nee hadden gezegd. We staan stil bij de gijzelaars, we staan stil bij de mannen die werden opgepakt na de Februaristaking en uiteindelijk in Mauthausen kwamen, we staan stil bij de Geuzen, we staan stil bij de werkweigeraars, we staan stil bij de politieke gevangenen uit Amersfoort, we staan stil bij de Joodse medelanders, vervolgd omdat ze joods waren,we staan stil bij de jehova getuigen, we staan stil bij hen die hun leven in Buchenwald lietenwe staan stil bij hen die tijdens een transport of in een ander kamp na Buchenwald zijn omgekomen.
we staan stil in diep respect.
Terug naar thema's